CLIL - geschiedenis

CLIL - geschiedenis

Geschiedenis is een heel talig vak zowel in het Nederlands als in een vreemde taal. Dit betekent dat leerlingen best wat hulp kunnen gebruiken om de leerinhouden te begrijpen (receptief), maar ook om er zelf over te spreken of schrijven (productief). We gaan hier dieper in op beide aspecten, en ook op de ondersteuning die de CLIL-vakleraar de leerlingen hierin kan bieden en op de meerwaarde van een samenwerking met de vreemdetaalcollega.

We geven ook een aantal concrete voorbeelden waarin de besproken aspecten geïllustreerd worden.


Voorbeelden

Klik hieronder op een afbeelding om het bijhorende uitgewerkte voorbeeld te zien.

Actualisering les over kruistochten:

propaganda vandaag

Bronnen lezen kruistochten

Een beeld van Karel V

Instructie:

opdracht beeldvorming Karel V


De rol van taal binnen geschiedenis

vaktermen

Enerzijds is het een uitdaging voor vele leerlingen om de vakterminologie, historische begrippen en sleutelbegrippen te begrijpen, te studeren en gepast te hanteren. We kunnen leerlingen helpen bij dit leerproces. Zo kunnen we vaktermen best op een actieve manier laten inoefenen en met gespreide herhaling aan bod laten komen om de taalverwerving te vergemakkelijken. Leerlingen een duidelijke begrippen- en woordenlijst aanbieden (met afbeeldingen) is daarbij een eerste hulpmiddel. Verder kan op het gebied van vakterminologie ook differentiatie ingebouwd worden. Zo kan het aantal historische begrippen variëren van klasgroep tot klasgroep. Een beperking van het aantal historische begrippen is zeker aan de orde voor zwakkere leerlingen. De essentie van een les geschiedenis in concrete, verstaanbare, studeerbare taal uitschrijven in een cursus blijft een uitdagende opdracht voor elke geschiedenisleerkracht.

Anderzijds is het lezen van historische bronnen voor vele leerlingen een moeilijkheid. De taal in historische bronnen kan heel specifiek zijn, archaïsch woordgebruik bevatten en ongekende termen en begrippen bevatten. Zo kennen vele leerlingen bijvoorbeeld niet meer de specifieke woordenschat m.b.t. religie zoals bisschoppen, ketters, biechten, enz. Als je de inhoud en bijbehorende taal niet kent, wordt het moeilijk om te werken met de bronnen. Historische informatie uit een bron halen of kritisch redeneren met en over bronnen zijn vaardigheden die de nieuwe eindtermen uitdrukkelijk verwachten. Maar alleen al omwille van de taal is deze vaardigheid een taak die extra inoefening vraagt met de nodige ondersteuning (scaffolding). Dit geldt zowel voor lessen in het Nederlands als in CLIL-lessen. Het is nodig dat leerlingen de bron eerst en vooral voldoende begrijpen voordat ze aan de slag kunnen gaan met de concrete opdracht i.v.m. het kritisch redeneren. Ook in een les geschiedenis in het Nederlands is er meestal woordverklaring of een begrippenlijst nodig om de historische bron te kunnen lezen. Leerkrachten geschiedenis herschrijven vaak historische bronnen om ze toegankelijker te maken voor hun leerlingen. Zeker anderstalige leerlingen en ex-OKAN-leerlingen worstelen in een geschiedenisles in het Nederlands met de abstracte taal van de teksten. Uit een enquête uitgevoerd in het kader van het Sesam-project 2018-2020 blijkt dat van 100 leerkrachten geschiedenis meer dan 90% lesgeeft of recent lesgegeven heeft aan leerlingen met een andere thuistaal dan het Nederlands (Martens & Van Hooydonck, 2021a en 2021b). Taalondersteuning is dus cruciaal in elke les geschiedenis. Ook de gemiddelde leerling heeft baat bij hulpmiddelen voor verwerving en inoefening van de historische begrippen en vaktaal in het algemeen.

historische

bronnen lezen

scaffolding

Scaffolding (ondersteuning) is welkom in een les geschiedenis in het Nederlands en noodzakelijk in een CLIL-les geschiedenis. Verklarende begrippen- en woordenlijsten worden voorzien. Beelden worden idealiter altijd gekoppeld aan de historische begrippen en specifieke woordenschat. Deze hulpmiddelen zijn vereist om de inhoud te kunnen begrijpen, in te oefenen en te studeren. Daarenboven kunnen in een tekst woorden, die verklaring vragen, extra aangeduid worden (bijvoorbeeld in fluo) en voorzien worden van de nodige uitleg of synoniemen. Deze manier van werken helpt leerlingen om historische bronnen of gewone teksten makkelijker te lezen. Teksten in de vreemde taal beluisteren helpt leerlingen om de juiste uitspraak te kennen. CLIL-leraren dienen er dus rekening mee te houden dat ze bepaalde passages uit een tekst of centrale begrippen niet enkel schriftelijk aanbieden, zodat leerlingen zich ook de juiste uitspraak kunnen eigen maken. Historische bronnen aanbieden in een CLIL-context betekent vaak, zeker bij leerlingen die nog niet zo ver staan qua taalbeheersing, dat bronnen herschreven worden door de leerkracht in eenvoudiger Engels, Frans of Duits en van scaffolding voorzien worden.

Actieve werkvormen inzetten om in duo of grotere groepen de leerinhoud te verwerken is een wezenlijk onderdeel van de CLIL-didactiek. In een CLIL-les is het essentieel om ook voldoende spreekkansen te creëren voor de leerlingen. Een vreemde taal leer je al doende. Bovendien zorgt die actieve inoefening, waarbij leerlingen de leerstof zelf talig gaan verwoorden, ook voor een betere beklijving en verwerking van de leerstof. Taal geven aan concepten of inhouden, verbanden verwoorden, vergelijkingen maken, oorzaak-gevolg-verbanden uitleggen: dit alles draagt bij tot diep leren. Vreemdetaalleraren weten dat leerlingen vaak niet durven spreken uit angst om fouten te maken in de vreemde taal. De spreekdurf van leerlingen verhogen is dus een wenselijk leerdoel in CLIL-lessen. Hierbij reiken we scaffolding aan onder de vorm van spreekkaders met ‘chunks’, modelzinnen en voorbeeldvragen, die de leerlingen gebruiken in hun conversaties. Chunks zijn kant-en-klare stukken taal van meer dan één woord die als geheel kunnen gebruikt worden in gesproken of geschreven taal. Voor de beschrijving van een foto in het Engels kunnen bijvoorbeeld deze chunks aangeboden worden: “The photograph depicts… /succeeds in conjuring up… / probably alludes to…”

actieve werkvormen

spreekvaardigheid oefenen in de CLIL-lessen

Voldoende tijd incalculeren in de CLIL-lessen voor spreekvaardigheid is aangewezen. Een CLIL-les vereist dat we voor elke les duidelijk de talige doelen formuleren naast de inhoudelijke doelen. Spreekvaardigheid en luistervaardigheid komen hierbij duidelijk voldoende aan bod. Soms wordt ook expliciet ingezet op schrijfvaardigheid, echter niet zonder voorbereiding en inleiding in het specifieke genre dat van de leerlingen verwacht wordt: wat is kenmerkend voor dit soort tekst? De leerlingen krijgen ook een modeltekst en schrijfkaders met chunks aangeboden ter ondersteuning.

De essentie van de les ter beschikking stellen van de leerlingen onder de vorm van een opgenomen les, een ingesproken powerpoint of podcast helpt hen zowel om de inhoud beter te begrijpen en eventuele onderdelen die ze niet goed begrepen hebben te herbeluisteren of herbekijken, als de juiste uitspraak in te oefenen.

materiaal beschikbaar stellen

afstemming

Overleg met de vreemdetaalleerkracht kan ervoor zorgen dat de planning van leerinhouden wordt afgestemd. Leerlingen hebben bijvoorbeeld bepaalde woordenschat nodig om de bouwkunst in de middeleeuwen te kunnen beschrijven in de les geschiedenis. Dit kan aan bod komen in een les Engels naar aanleiding van een excursie naar Canterbury of in een les Frans bij leerinhoud over Parijs. Elkaars eindtermen en leerplannen kennen is het begin van afstemming. Flexibel willen kijken naar de leerinhoud van beide vakken kan het leerproces van de leerlingen enorm vooruithelpen. Het betekent een win-win voor de vreemdetaalleerkracht en de CLIL-vakleerkracht en vooral voor de leerling.


De verschillende domeinen die aan bod komen in de les geschiedenis kunnen ingeoefend worden in de vreemde taal. Er kan in beide vakken (geschiedenis en vreemde taal) op een gelijkaardige manier gewerkt worden met een schema of mindmap om de verschillende domeinen (politiek, economisch, sociaal, cultureel) zichtbaar te maken. Dit kan het geval zijn voor teksten die in het taalvak aan bod komen en die elementen uit verscheidene domeinen bespreken. Door weet te hebben van de manier waarop deze domeinen behandeld worden in de les geschiedenis, kan de taalleraar het werken met domeinen laten terugkeren in de taalles. Zo is het heel herkenbaar voor leerlingen in zowel de CLIL-lessen geschiedenis als in de lessen Engels, Frans of Duits. Ook in de vreemde talen komen die begrippen van de maatschappelijke domeinen immers regelmatig aan bod.

Referenties

Martens, L., & Van Hooydonck, I. (2021a). CLIL en taalondersteunend lesgeven: welke noden in het geschiedenisonderwijs in Vlaanderen? Hermes, Tijdschrift van de Vlaamse vereniging voor leraren geschiedenis, 25(1), 22-28.


Martens, L., & Van Hooydonck, I. (2021b). Sesam: taal als didactische toegangspoort tot kennis. Introductie in de CLIL-didactiek voor (toekomstige) leraren. Geschiedenis als casestudy. VELON/VELOV Tijdschrift voor lerarenopleiders, 42(2), 12-26. Lees het artikel online

Share by: